Inhoud
Water is essentieel voor het plantenleven. Om te overleven hebben ze zowel water als voedingsstoffen nodig die door de wortels uit de grond worden opgenomen. De samenstelling van 90% water wordt vrijwel continu door de fabriek getransporteerd om zijn vitale processen te behouden.
roots
De wortels absorberen water uit de bodem die naar de plant wordt getransporteerd. Veel van dit water wordt opgenomen door de wortelharen, kleine stekeltjes die de grond rond de wortels binnendringen en het oppervlak van de wortel vergroten. Water is een oplosmiddel dat mineralen uit de bodem naar de plant absorbeert. Wanneer de grond droogt, vertraagt de wortelgroei. Als de grond verzadigd is met water, kunnen de wortels doorweekt raken.
fotosynthese
Het metabolisme van planten gebeurt via chemische en biochemische processen. Ze gebruiken zonlicht om water te scheiden in waterstof en zuurstof. Waterstof in combinatie met de kooldioxide die in de lucht wordt aangetroffen, produceert suiker. Zuurstof wordt in de vorm van damp in de atmosfeer geloosd. Planten gebruiken zuurstof om suiker te verbranden en het in energie te veranderen voor hun vitale processen. De enige functie van bladeren is om zonlicht te verzamelen en het in suiker te veranderen. De bladeren krijgen water door de wortels, de lucht komt de bladeren binnen via de kleine gaatjes die huidmondjes worden genoemd. Wanneer ze openen, komt er lucht in, maar er gaat ook water verloren door verdamping. Als de gaten worden gesloten om water te besparen, worden fotosynthese en suikerproductie gestopt.
groei
Er zijn twee manieren om planten te kweken: celdeling en celuitbreiding, die groeien door de opname van water. Celdeling creëert extra cellen, terwijl hun uitbreiding een toename in hun grootte is. Als het water tijdens de groeiperiode wordt beperkt, neemt de uiteindelijke celafmeting af, wat tot een lagere bladproductie leidt en de omvang ervan ook wordt verminderd. De vruchten zijn ook kleiner, de stengels zijn dikker en korter en de wortels kleiner. Gebrek aan water resulteert in kleinere en zwakkere planten. Voor planten die vrucht dragen, is de kritieke periode na de bloei, wanneer het fruit begint te groeien. Nieuw fruit, knoppen en bladeren vereisen veel water en bijna alle suiker die de bladeren produceren. Het gebrek aan water minimaliseert de groei van nieuwe scheuten en bladeren, wat betekent dat er minder suiker beschikbaar is voor de groei van fruit. Wortelgroei vertraagt, dus irrigatie is nodig om wortels vochtig te houden.
verschrompeling
Goed geïrrigeerde planten behouden hun vorm vanwege de inwendige druk van water in de cellen die turgescentie wordt genoemd. Wanneer er onvoldoende water is, daalt de druk en de plant verwelkt. Deze druk is essentieel voor de cellulaire expansie van de plant, wat tot zijn groei zal leiden.
Tekort aan water
Het water reguleert het openen en sluiten van de huidmondjes, die op hun beurt transpiratie en fotosynthese reguleert. Als de wortels weinig water ontvangen, zal de plant de hoeveelheid die verloren gaat door transpiratie verminderen, waardoor het fotosyntheseproces wordt verminderd waarbij koolstofdioxide door de huidmondjes in de plant moet worden opgenomen. Met de daling van de fotosynthese neemt ook de opbrengst van de gewassen af.