Inhoud
De baanbrekende Amerikaanse vrouwen, die tussen 1815 en 1880 naar het westen trokken, droegen praktische kleding en hun kleding bestond uit verschillende lagen. De normen van de tijd eisten dat ze vrijwel geen huid en geen broek konden tonen, die immoreel werden geacht bij een vrouw. Pioneer-vrouwen maakten of kochten slechts een paar jurken per jaar, dus zorgden ze goed voor hun kleding. Voor vrouwen in gebieden waar stof niet direct beschikbaar was, betekende het krijgen van nieuwe kleding scheren, spinnen, weven, verven en naaien.
Pioneer-stijl jurk, zoals tentoongesteld door deze moderne vrouw, inclusief veel lagen (Hemera Technologies / Photos.com / Getty Images)
ondergoed
De kleding van een pioniersvrouw begon met een shirt, een trui uit één stuk en een intiem kledingstuk. Haar gebreide kousen van katoen, zijde of wol kwamen van boven de knie en werden op hun plaats gehouden met lint of kousenband. Ceroulas, de ondergoedversie van de negentiende eeuw, daalde tot onder de knie, en sommigen hadden een centrale afdeling om te helpen bij het gebruik van het toilet.
Basis kleding
Het korset, gemaakt van zware katoenen stof en gehard met walvisbeen of metaal, zorgde voor een licht gebogen basis voor eerlijke jurken. Stijfheid hielp ook het lichaam van de vrouw te ondersteunen terwijl ze zware dingen droeg, zoals emmers water of kleine kinderen. De hoepels, die onder de jurk werden gedragen om de rok te vormen, waren in de mode in het midden van de jaren 1800. De moeilijke omstandigheden op de wagenbaan zorgden er echter voor dat veel vrouwen hun hoepels onderweg verlieten.
jurk
Een pioniersvrouw droeg altijd een japon, vaak gemaakt van gingang, cheetah of zijderupsen, over de basiskleding. Hoewel de broek meer bewegingsvrijheid gaf, negeerden maar weinig vrouwen sociale en religieuze conventies tegen het dragen van een broek. Het wassen van kleding was een taak die de hele dag duurde, dus droegen de pioniersvrouwen schorten op hun kleding om ze zo schoon mogelijk te houden.
Outdoor kleding
Bij koud of koud weer droeg de vrouw een jas of een lange cape, omdat truien in de Verenigde Staten nog niet populair waren. Handschoenen waren essentieel voor vrouwen om in het openbaar te dragen en beschermden hun handen tegen de natuurlijke elementen. Ze bonden een kap over hun haar, dat meestal werd gestyled met een knot. Aan hun voeten droegen ze dunne laarzen of laarzen, een stevige leren schoen die geschikt was voor alle weersomstandigheden.