Inhoud
MS-DOS is een besturingssysteem dat in 1982 door Microsoft is gemaakt om op X86-systemen te draaien en dat de markt leidde tot de opkomst van Windows. Microsoft heeft er verschillende versies van gemaakt, die in 1994 uitmondden in versie 6.22. Windows heeft echter nog steeds een bijgewerkte versie van de code als opdrachtregelinterface. Veel van de functies van MS-DOS zijn bewaard gebleven in moderne systemen en hebben tot op de dag van vandaag invloed op de ontwerpen van besturingssystemen.
Opdrachtregelinterface
MS-DOS gebruikt een opdrachtregelinterface, waarbij de gebruiker wordt gevraagd opdrachten in te voeren bij een prompt. De MS-DOS-commandoset is beperkt. Het bestaat voornamelijk uit navigatie- en manipulatiecommando's. De meeste complexe bewerkingen worden beheerd door de programma's zelf. Omdat gebruikers de opdrachten achter elkaar moeten invoeren, kunnen ze "batchbestanden" (ook wel "batchbestanden" genoemd) maken. Dit zijn tekstbestanden met een reeks opdrachten die het besturingssysteem op volgorde moet uitvoeren. Een bekend voorbeeld is AUTOEXEC.BAT, een batchbestand dat het besturingssysteem bij de eerste keer opstarten uitvoert en opdrachten bevat voor het configureren van de computeromgeving.
Individuele taken
Omdat Microsoft MS-DOS heeft ontworpen om op primitieve pc's zonder veel RAM te draaien, ontbreekt het aan multitasking. Wanneer de gebruiker een programma uitvoert, verbruikt het systeembronnen totdat het wordt gesloten, waarna een ander programma mogelijk toegang heeft tot het geheugen. Bepaalde typen programma's, TSR genaamd, van "Terminate and Stay Resident", kunnen zichzelf in het computergeheugen plaatsen, maar deze programma's zijn kwetsbaar voor geheugenoverlapping en lopen vaak vast. Met de eerste versies van Windows konden pc's echt multitasken.
Bestandsnamen
Een onderscheidend kenmerk van MS-DOS is het "8 + 3" bestandsnaamsysteem. Bestandsnamen zijn beperkt tot acht tekens, met een achtervoegsel van drie letters dat het bestandstype aangeeft. TXT en DOC duiden bijvoorbeeld tekstbestanden aan, terwijl COM en EXE uitvoerbare bestanden vertegenwoordigen en SYS de extensie is die is gereserveerd voor systeembestanden. Sinds de oprichting heeft Windows de limiet van acht letters overschreden, hoewel bestandsextensies het besturingssysteem nog steeds vertellen hoe het met elk type bestand moet omgaan en veel van de originele oude extensies uit het MS-DOS-tijdperk nog steeds bestaan.
Rijd letters
Een ander opvallend kenmerk van MS-DOS is het gebruik van letters om naar eenheden te verwijzen. Doorgaans duiden A en B diskettestations aan, terwijl C en de volgende letters van het alfabet verwijzen naar harde schijven of optische stations. Gebruikers kunnen elke gewenste stationsletter toewijzen, hoewel het meest gebruikelijk is om letters in alfabetische volgorde toe te wijzen. Momenteel gebruikt Windows nog steeds letters voor de stations en reserveert het nog steeds de letters A en B als standaard, hoewel moderne pc's geen diskettestations meer bevatten.