Inhoud
Om te overleven heeft een organisme voeding, water, zuurstof, een leefgebied en de juiste temperatuur nodig. Het ontbreken van een van deze fundamentele behoeften is hoogstens schadelijk voor het voortbestaan van een dier, en voor zijn groei en ontwikkeling op zijn minst.
Water
De belangrijkste voedingsstof om te overleven is water, volgens het University of Florida Institute of Food and Agricultural Science Extension. Water is het medium waarin alle chemische reacties plaatsvinden in het lichaam van een dier. Als een dier om welke reden dan ook een tiende van zijn water verliest, zijn de resultaten fataal. Water speelt ook een rol bij de uitscheiding van afvalstoffen, het reguleren van de lichaamstemperatuur en het transport van voedsel.
Eten
Qua voeding zijn er drie soorten dieren: carnivoren, herbivoren en alleseters. Op een fundamenteel niveau levert voedsel energie voor dieren. Door aanpassingen kunnen alle dieren voedsel krijgen. Herbivoren met tanden hebben bijvoorbeeld grote, platte, ronde tanden waarmee ze planten- en grasbladeren kunnen vermalen. Sommige vleesetende dieren, zoals beren, honden en grote katten, hebben scherpe hoektanden en snijtanden om gemakkelijk op vlees te kauwen. Het spijsverteringssysteem van dieren heeft eiwitten die bekend staan als enzymen die voedsel afbreken en omzetten in energie.
Zuurstof
Alle dieren moeten zuurstof inademen om te overleven. Terrestrische soorten krijgen zuurstof uit de lucht, die ze rechtstreeks in de longen inademen. Zoetwater- en mariene soorten filteren zuurstof uit het water met hun kieuwen. Zuurstof is ook belangrijk bij het vernietigen van schadelijke bacteriën in het lichaam zonder de noodzakelijke bacteriën op te offeren.
Temperatuur
De buitentemperatuur is een belangrijke factor voor de overleving van de dieren. Van de groepen gewervelde dieren nemen amfibieën, reptielen en vissen - koudbloedige dieren - de temperatuur van hun omgeving aan. De meeste hebben een dunne huid. Vogels en zoogdieren daarentegen, die warmbloedig worden genoemd, kunnen hun eigen lichaamstemperatuur regelen. Sommige zoogdieren, zoals beren, eekhoorns en vleermuizen, overwinteren echter tijdens de winter om koudere temperaturen te vermijden. Door winterslaap kunnen dieren van opgeslagen lichaamsvet leven en hun lichaamstemperatuur met ongeveer tien graden Fahrenheit laten dalen.
Habitat
Elk dier heeft een plek nodig om te leven - een plek waar het voedsel, water, zuurstof en de juiste temperatuur kan vinden. Een leefgebied biedt ook beschutting tegen de elementen, bescherming tegen roofdieren, een broedgezel en een plek om hun jongen groot te brengen. Enkele voorbeelden van habitats zijn loof- en naaldbossen, moerassen, woestijnen, savannes, tropische wouden en de oceaan. Sommige dieren gebruiken meerdere plaatsen in hun voordeel. Sommige vogels vliegen bijvoorbeeld over weilanden op zoek naar voedsel, maar bouwen hun nest in dichte bossen of in de boomtoppen.