Inhoud
Een ecosysteem is in balans wanneer zijn biotische (levende) en abiotische (niet-levende) delen van het ecosysteem in balans zijn.Dit betekent dat voedingsstoffen efficiënt kunnen circuleren en dat geen enkele gemeenschap van organismen of natuurlijke fenomenen de stroom van energie en voedingsstoffen naar andere delen van het ecosysteem onderbreekt.
Biogeochemische cycli
Hoewel energie constant in een ecosysteem moet worden geïntroduceerd, worden voedingsstoffen gerecycled via verschillende niveaus van het ecosysteem. Door deze recycling kan de biogeochemische cyclus een gesloten systeem zijn, waar voedingsstoffen niet binnenkomen of verlaten.
Waterfiets
De waterkringloop is een voorbeeld van een biogeochemische cyclus waarbij, in een afgekorte beschrijving, water uit de oceanen wordt verdampt, condenseert (wolken vormt), neerslaat (op de grond valt) en vervolgens via rivieren terug naar de oceaan stroomt.
Andere cycli
Er zijn nutriëntencycli voor koolstof, stikstof, zwavel, zuurstof en fosfor.
Reservoirs
Abiotische factoren in het ecosysteem kunnen gedurende langere tijd in één fase van de cyclus worden gehandhaafd, wat resulteert in een accumulatie van deze factor in één fase. De oceanen zijn een voorbeeld en dienen als waterreservoir.
Trofische dynamiek
Een deel van het uitgebalanceerde ecosysteem omvat het beheersen van de populatie van levende organismen. Een toename van de populatie van één soort kan bijvoorbeeld een negatieve invloed hebben op de populatie van concurrenten en prooien, maar kan ten goede komen aan roofdieren, die op hun beurt andere soorten kunnen schaden of ten goede kunnen komen.