Inhoud
Zaden en sporen zijn voortplantingsorganen van het plantenrijk. Hoewel beide hetzelfde doel dienen, verschillen ze sterk in hun werking. Een van de belangrijkste vormen van differentiatie is dat bacteriën, schimmels en algen zich voortplanten door middel van sporen, en zaden zijn de vorm van reproductie van planten die bloeien.
Grootte
Een van de gemakkelijkste manieren om onderscheid te maken tussen zaden en sporen, is de grootte. Als het mogelijk is om met het blote oog te zien, is het een zaadje; de sporen zijn microscopisch klein. Er zijn twee soorten sporen. Homospore-planten produceren sporen die identiek zijn in grootte, terwijl heterosporen de vrouwelijke sporen produceren die groter zijn dan de mannelijke sporen.
Overleving
De zaden zijn grotere organismen en hebben meerdere lagen. Binnenin het zaadje bevindt zich een klein ecosysteem met alles wat de plant nodig heeft om zichzelf te onderhouden. Het is bemest en bevat voedsel en bescherming, waardoor het zelfs in ongunstige omstandigheden kan overleven en gedijen. Een spoor is een uniek organisme en kan onder alle omstandigheden lang overleven.
Plaats
In de bloeiende planten is het mogelijk om de zaden in fruit of in de bloemen zelf te vinden. De sporen bevinden zich meestal onder de bladeren van varens, schimmels of mossen.
Water
Zowel zaden als sporen hebben water nodig om te groeien. Een zaadje kan ontkiemen zonder een grote hoeveelheid water; de sporen zijn afhankelijk van een vochtige, drassige en donkere omgeving om te ontkiemen.