Inhoud
Realisme en idealisme zijn twee concurrerende filosofieën op het gebied van onderwijs. Deze theorieën gaan terug naar het oude Griekenland en hebben tot op de dag van vandaag de filosofie van het onderwijs beïnvloed.
Idealisme
Idealisme is de school van opvoedkundig denken die door Plato werd gepromoot in 400 v.Chr. Hij dacht dat mensen van binnenuit vooruitgang konden boeken, hun gedachten konden corrigeren en kennis vanaf hun geboorte konden ontdekken. Idealisme richt zich op redenering en de manier waarop iemand de kennis in hem naar boven kan brengen. Volgens hem bestaat de wereld alleen in de hoofden van mensen en deze ultieme waarheid ligt in een samenhang van ideeën. Daarom, hoe perfecter onze ideeën worden, hoe beter we de wereld kunnen dienen. In het idealisme van Immanuel Kant bestaat de wereld, maar onze geest is ervan gescheiden.
Realisme
Realisme is de school van opvoedkundig denken die wordt gepromoot door Plato's leerling, Aristoteles. Deze school beweert dat de enige realiteit de materiële wereld is, dat de studie van de buitenwereld de enige betrouwbare manier is om de waarheid te vinden; de wereld is een objectief fenomeen waaraan onze geest zich moet houden. We verwerven steeds meer kennis door de juiste studie van de wereld. In het realisme is een persoon een leeg vat van kennis, en dit kan alleen door observatie van buiten het wezen komen. Deze filosofie was de moeder van de wetenschappelijke methode, een onderzoekssysteem gebaseerd op objectieve feiten.
Verschillende methodes
Idealisme hunkert naar een definitieve realiteit door logica en introspectie. Plato verklaarde dat individuen worden geboren met een grote kennis, die aan het licht kan komen door een studie van ideeën en de Socratische Methode, een reeks vragen die de student naar meer kennis leiden. In Plato's dialoog "Meno" helpt Socrates bijvoorbeeld een slavenjongen om zonder enige voorafgaande studie een interne kennis van de wiskunde te ontdekken. Elke student is dus even goed in staat om interne bronnen van kennis en wijsheid door te dringen. Realisme daarentegen heeft tot doel studenten te instrueren alsof ze lege vaten van kennis zijn. Elke praktische methode is geschikt, inclusief technologie. Deze filosofie accepteert ook wetenschappelijke tests van studenten om ze in geschikte klassen te plaatsen.
Filosofie en de leraar
Realisme en idealisme zijn fundamenteel tegengestelde opvattingen en de filosofie van een leraar zal in de klas duidelijk zijn. Een idealist verlangt bijvoorbeeld naar de rol van bemiddelaar, die studenten naar de waarheid leidt. Studenten zullen zelfstandig en vrij denkend naar de waarheid kunnen zoeken onder zorgvuldige begeleiding van de docent. Als bemiddelaar zal de leraar niet de rol van absolute autoriteit op zich nemen, maar zal hij een vriendelijke gids zijn voor de student. Een realist daarentegen zal ernaar streven studenten van buiten naar binnen kennis bij te brengen. Deze leraar zal proberen om de wetenschappelijke methode van hypothesen toe te passen en de zorgvuldige studie van het gebruik van puur logische reden, zoals gevonden in idealistisch onderwijs. Realisme heeft te maken met behaviorisme, een systeem van leren door middel van straf en beloning. Realisme vertrouwt uitsluitend op informatie van de buitenwereld en houdt geen rekening met het oorspronkelijke denken van de student. De docent wordt dan gezien als de hoogste autoriteit, een figuur waarop studenten moeten reageren en niet een gids die in twijfel getrokken kan worden.