Inhoud
Hoge temperaturen, droog weer en zand maken de woestijn een moeilijke plek om te leven. Elk dier dat hier leeft, moet kenmerken en gedrag hebben waardoor het zich kan aanpassen aan de woestijnomgeving. Hagedissen doen dit door middel van een verscheidenheid aan mechanismen die warmte neutraliseren, hun lichaamstemperatuur regelen en de middelen bieden om te overleven.
Metachromatisme
Het vermogen om van kleur te veranderen als gevolg van temperatuurvariatie wordt metachromatisme genoemd. Ze kunnen het niet intern reguleren, dus ze moeten op hun omgeving vertrouwen om het binnen het juiste bereik te houden. Metachromatisme helpt hen interne temperatuurregeling te bereiken. Als het afkoelt, wordt de hagedis donker. De donkere kleur verhoogt de warmteabsorptie. Wanneer de woestijntemperatuur stijgt, wordt de kleur lichter, wat de warmte weerkaatst en de hagedis koeler houdt.
Thermoregulatie
Terwijl metachromatisme gerelateerd is aan fysieke veranderingen zodat hagedissen zich kunnen aanpassen aan de woestijn, omvat thermoregulatie gedragsaanpassingen die de woestijnomgeving opheffen. Een voorbeeld is de oriëntatie van het lichaam van de hagedis onder de hoek van de zon. Als hij op een rots in de zon ligt en het nodig is om zijn lichaamstemperatuur te verhogen, wendt hij zich tot de sterkste zonnestralen. Als het nodig is om af te koelen, keert het zich weg van de zon. Een ander aspect van thermoregulatie betreft het veranderen van de tijd van de dag voor activiteiten op basis van warmte. De effecten van de woestijn worden geminimaliseerd door het heetste deel van de dag te vermijden en energie te besparen.
Burrows
Hagedissen gebruiken holen, of gaten onder de grond, om zich aan te passen aan de hitte van de woestijn. Ze dalen af naar deze holen om aan de hitte te ontsnappen. Ze kunnen de holen gebruiken als tijdelijke schuilplaats tijdens de hitte van de dag of als overlevingstechniek op de lange termijn. Hagedissen creëren hun eigen holen of gebruiken die van andere dieren
Leven in het zand
De omzoomde hagedis die leeft in het Coachella Valley Preserve in Californië is een voorbeeld van een hagedis die zich heeft aangepast aan het leven in het zand. De naam verwijst naar de schubben op zijn achterpoten, die op franjes lijken. Deze schalen stellen de hagedis in staat om snel over het zand te bewegen, wat zorgt voor tractie in de woestijnomgeving. Andere aanpassingen zijn onder meer schubben in de oren om zand buiten te houden en een kop die ontworpen is om snel te graven. Het vermogen om spoorloos onder het zand te verdwijnen, biedt bescherming tegen roofdieren. Speciale aanpassingen in de neus maken ademen onder het zand mogelijk.