Inhoud
Het spijsverteringssysteem van de hond wordt aangepast aan het dieet van de soort. Het omvat de mond, inclusief de tanden, kaak en speeksel, en het maagdarmkanaal, dat de keelholte, slokdarm, maag, dunne en dikke darm, karteldarm, pancreas, galblaas en lever omvat. De hond is bijna volledig vleesetend en dit maakt zijn spijsverteringssysteem anders dan omnivore mensen. Het spijsverteringskanaal van de hond is ook kleiner dan dat van de mens, waardoor het eiwit in voedsel sneller kan worden verwerkt.
Kaak, tanden en speeksel
De hond heeft een krachtige kaak die fungeert als een haak om voedsel vast te houden. De tanden zijn geschikt om vlees te eten, met kleine tandjes vooraan om het vlees van het bot te trekken of eraan te knagen. De snijtanden aan weerszijden snijden het vlees in stukjes en de achterste kiezen worden gebruikt om voedsel fijn te malen voordat het wordt doorgeslikt. De hond kauwt niet, dus speeksel zorgt voor smering om voedsel door zijn spijsverteringsstelsel te helpen verplaatsen.
De manieren
De keelholte en slokdarm zijn de wegen naar de maag van de hond. Wanneer voedsel de mond verlaat, komt het eerst in de keelholte en vervolgens in de slokdarm, die het via de ribbenkast naar de maag brengt. Een strakke sluitspier bij de ingang van de maag zorgt ervoor dat voedsel er doorheen gaat en niet gemakkelijk terugkeert en voorkomt dat maagzuur opstijgt in de slokdarm.
De buik
Voedsel wordt korte tijd in de maag bewaard, terwijl het wordt opgelost en afgebroken door de spijsvertering. Gedurende deze tijd worden de eiwitten gescheiden voor opname door het lichaam van de hond en vervolgens gaat het voedsel door de dunne darm.
De darmen
Zolang het voedsel zich in de dunne darm bevindt, is het verdeeld in nog kleinere deeltjes die in het bloed kunnen worden opgenomen. In dit stadium worden de meeste voedingsstoffen opgenomen, samen met water en elektrolyten. Het bewerkte voedsel passeert vervolgens de dikke darm, waar water en elektrolyten worden geëxtraheerd en wat overblijft wordt omgezet in ontlasting. In de dikke darm breken enzymen die bacteriën produceren al het moeilijk verteerbare materiaal af.
De orgels
De alvleesklier en galblaas helpen bij het verteren van voedsel, waardoor enzymen en gal in de dunne darm vrijkomen. Enzymen helpen bij het afbreken van eiwitten en reguleren de bloedsuikerspiegel, terwijl gal dient om vetten af te breken. De lever fungeert als opslagplaats voor voedingsstoffen en eiwitten die door het bloed worden afgegeven. Honden zijn een van de weinige soorten met levers die zonder hulp verloren of beschadigd weefsel kunnen regenereren. De lever helpt ook om mogelijk schadelijke gifstoffen uit het bloed te verwijderen en uit het systeem te verwijderen.