Inhoud
Een evenredige automotor kan te wijten zijn aan een of meer defecte componenten. Het probleem kan komen van het ontstekingssysteem, dat onderdelen bevat zoals bougies, bougiekabels, verdelerkap en bobine. Een andere mogelijke boosdoener is een defect onderdeel dat het lucht / brandstofmengsel beïnvloedt, zoals een lambdasonde, een gasklepstandsensor of een lage motortemperatuur. De onderstaande stappen zullen u helpen om de meest voorkomende problemen met een automotor op te lossen.
Stap 1
Controleer de componenten van het secundaire ontstekingssysteem. Zoek naar bougiekabels met verbrande of beschadigde isolatie. Verwijder ze allemaal en controleer op gebroken kabels. Een slechte bougie voorkomt dat een goede vonk de cilinder bereikt. Verwijder de bougies en controleer of de elektroden niet versleten zijn en of de connectoren vuil zijn. De verdeelkap en de spoel moeten vrij zijn van scheuren en koolstoflagen. Vervang de componenten indien nodig.
Stap 2
Controleer de weerstand van de bobine met een ohmmeter. Vervang de spoel als deze buiten de specificaties van de fabrikant valt. Zie het gedeelte "Tips" aan het einde van dit artikel voor meer informatie.
Stap 3
Controleer de staat van de brandstofinjectoren. Start de motor en luister met een mechanische stethoscoop naar elk vulpistool terwijl de motor stationair draait. U zou een klikgeluid moeten horen wanneer het mondstuk opent en sluit. Anders is het mogelijk defect. Breng de auto indien nodig naar een reparatiewerkplaats voor verdere tests.
Stap 4
Start de motor en controleer het brandstofspuitpatroon op het gasklephuis, als uw auto er een heeft. Verwijder de luchtinlaateenheid. De spray moet in een "V" -patroon zijn, gedeeltelijk gespoten. Een stevig, slecht of onregelmatig patroon kan duiden op problemen met het mondstuk.
Stap 5
Controleer de staat van de vacuümslangen die de componenten met de motor verbinden. Zoek naar losse, gescheurde, gevallen of beschadigde slangen. Een vacuümlek beïnvloedt de prestaties van de motor. Vervang de vacuümslangen, indien nodig.
Stap 6
Vervang de brandstof- en luchtfilters op de door de fabrikant aanbevolen intervallen. Een vuile of verstopte brandstof- of luchtfilter zorgt ervoor dat de motor niet werkt. Raadpleeg de handleiding van de auto-eigenaar of de servicehandleiding van de auto voor aanbevolen onderhoudsintervallen.
Stap 7
Sluit een scanner aan op de computer van de auto als deze is uitgerust met een boorddiagnosesysteem van de tweede generatie (OBD II). U kunt deze tool huren of gratis een diagnose aanvragen bij veel auto-onderdelenwinkels. Dit onderzoek kan de toestand van belangrijke componenten onthullen, zoals de krukas, nokkenaspositiesensoren en pingelsensoren.