Inhoud
Als een aap een grijpstaart heeft, kan deze dingen vasthouden en vasthouden met zijn eigen staart. Dit komt goed van pas in verschillende situaties en kansen gedurende het hele leven van de dieren. De term "grijpbaar" is afgeleid van het Latijnse woord "prehendere", wat "in staat om te vangen" betekent. Niet alle apen hebben echter een grijpstaart. Bovendien zijn degenen die het bezitten meer aanwezig op bepaalde geografische locaties, toonaangevende wetenschappers en primatologen om te speculeren over de evolutie van de grijpstaart.
Dappere apen hebben grijpstaarten (Tom Brakefield / Stockbyte / Getty Images)
Apen van de nieuwe wereld
De apen van de nieuwe wereld leven in de regenwouden van Zuid-Amerika, Mexico en Midden-Amerika. Deze dieren behoren tot twee families: Cebidae en Callitricida. De Callitricidae-familie bestaat uit penseelaapjes en apen, waarvan geen enkele een grijpstaart heeft. De familie Cebidae is echter verdeeld in vier verschillende onderfamilies: Cebinae, Aotinea, Atelinae en Pithecinae. De meeste grote apen in de Cebida-familie hebben een grijpstaart. Sommige van de individuele soorten met dit type staart zijn spinapen, brulapen, buizende apen en eekhoornapen.
Oude wereldapen
Oude apen leven in verschillende habitats in Zuid- en Oost-Azië en het Midden-Oosten, Afrika en Spanje. Er zijn 78 soorten apen uit de oudheid verdeeld in twee families: Cercopithecinae en Colobinae. De apen van beide families zijn groot, vergelijkbaar in grootte met middelgrote honden. De meeste apen behoren tot de familie Cercopithecinae en omvatten soorten zoals bavianen, makaken, makaken en mangabeys. De familie Colobinae omvat de langur en de trompetapen. Geen van de oude wereldapen heeft echter een grijpstaart.
Voornamelijk Zuid-Amerikaans
De meeste apen van de Nieuwe Wereld met grijpstaart leven in de dichte oerwouden van Zuid-Amerika.Bovendien wonen de meeste andere zoogdieren met grijpstaart in hetzelfde bioom. Deze waarneming bracht de meeste wetenschappers en primatologen ertoe te concluderen dat de aanpassing van grijpstaarten is geëvolueerd als een middel van voortbeweging in het dichte regenwoud. Glijdende apen komen daarentegen vaker voor in Afrika en Azië, waar tropische bossen niet zo dicht zijn. Wetenschappers concluderen ook dat dit het gevolg is van het feit dat er in Zuid-Amerika veel zoogdieren zijn die opklimmen, waardoor het moeilijk is om tussen de ene plaats en de andere te glijden.
Gebruik van een grijpstaart
De kenmerken van een grijpstaart omvatten een stukje blote huid op de staart en krachtige spieren om te helpen bij het hanteren van objecten. Het gedeelte van de onbedekte huid, bekend als een "wrijvingskussen", maakt het gemakkelijk om verschillende objecten voor het dier te manipuleren. Vanwege dit vermogen om stevig vast te houden, gebruiken veel prooiapen hun staart om op twijgen te hangen om uit te reiken en fruit en noten met hun handen te grijpen. Dit verhoogt de voedingssfeer van deze dieren enorm. De staart wordt ook gebruikt om voorwerpen te dragen, als hulpmiddel bij het klimmen in bomen en om apen aan roofdieren te helpen ontsnappen.