Inhoud
De keynesiaanse theorie benadrukt het belang van de totale vraag in de economie en wordt soms een "vraageconomie" genoemd. In de jaren dertig, toen de Grote Depressie veel landen trof en de economische activiteit verminderde, suggereerde de Engelse econoom John Maynard Keynes dat de regering de uitgaven zou verhogen om de totale vraag te versterken, de productie te verhogen en de economie te stabiliseren. Deze aanpak heeft de Verenigde Staten en andere landen geholpen de depressie te boven te komen, maar het is niet zonder gebreken.
Inflatie
Inflatie is het grootste nadeel van de vraageconomie, die vanuit haar perspectief stelt dat de markt met eigen middelen niet voldoende vraag garandeert, waardoor de samenleving niet al haar productiecapaciteit benut. De vraagoplossing - of Keynes '- is dat de overheid deze vraag en werkgelegenheid waarborgt via fiscaal beleid. In tegenstelling tot de keynesiaanse benadering, beweren veel conservatieve economen dat hogere overheidsuitgaven de economie buitensporig stimuleren en de prijzen voor consumenten en bedrijven verhogen. Dit dwingt centrale banken om de rente te verhogen, waardoor het voor consumenten moeilijker wordt om krediet te krijgen voor grotere aankopen en voor bedrijven om te lenen. Dit staat bekend als het "verdringingseffect", wanneer overheidsuitgaven particuliere investeringen belemmeren, waardoor de rente stijgt.
Begrotingstekorten
Tijdens een recessie of economische vertraging loopt de productie terug als gevolg van verminderde activiteit. Hogere overheidsuitgaven om de afnemende totale vraag te compenseren, worden vaak gefinancierd door leningen, waardoor de overheidstekorten toenemen door de staatsschuld te verhogen. Naarmate het toeneemt, moet een steeds groter deel van het overheidsbudget worden aangewend om rente over de schuld te betalen, waardoor er minder geld overblijft voor productievere overheidsmaatregelen, zoals op het gebied van onderwijs en infrastructuur.
Politieke achterstand
De vraageconomie vereist overheidsmaatregelen om een stabiele totale vraag te garanderen. Aangezien een te grote vraag een stijging van de inflatie veroorzaakt en een ontoereikende vraag de werkloosheid doet stijgen, vereist de vraageconomie regelmatige overheidsmaatregelen, zoals het verminderen van de uitgaven in een gezonde economie en het verhogen ervan in tijden van crisis. Het probleem is de kloof tussen het identificeren van de noodzaak van overheidsmaatregelen en het implementeren van passende beleidsmaatregelen. Vaak is het besluitvormingsproces verantwoordelijk voor de vertraging bij het vaststellen en toepassen van deze maatregelen. Bovendien is er een extra kloof tussen het beleid zelf en de effecten die eruit voortvloeien, en het is gebruikelijk dat er vele maanden verstrijken tussen een verandering in het economisch beleid en de resultaten ervan.